|
||||||||
We zijn de voorbije vijftien jaar druppelsgewijs vertrouwd geraakt met de “woestijnblues” en zijn vandaag wellicht op een punt gekomen, waarop we geneigd zijn de muziek van bands als Tinariwen en Tamikrest als een soort reken-eenheid te gaan hanteren. Nochtans worden er in Mali en bij uitbreiding in heel West-Afrika, ook vandaag nog muziekstijlen beoefend, die veel ouder zijn dan die meer populaire bluesvariant en eentje daarvan, de Tehardent, is precies die waarin dit viertal bedreven is. Die Tehardent is bijzonder simpel: slechts gewapend met de gelijknamige variant van de luit -we noemen ‘m ook wel n’goni of tidinit- en kalebaspercussie, maken de muzikanten een soort trancecreërende muziek, waar je je moeiteloos de lange dagen en warme nachten in de woestijn kunt bij voorstellen. Het vijftal dat zich, naar een oude benaming voor Timboektoe, Al Bilali Soudan noemt, bestaat uit leadzanger en lead-tehardentspeler Abellow Vattara, bassist Aboubacrine Vattara, medezanger en -tehardentspeler Mohamed Ag Abellow, en het percussieduo Thiale Ag Aboubacrine en Hamadooun Afo Guindo. Ze debuteerden -toen nog met z’n vieren- een jaar of zes geleden met een titelloze plaat, die hen weliswaar naar de gespecialiseerde festivals als Womex bracht, maar die verder zo goed als volledig onopgemerkt voorbijging, ondanks het feit dat leider Abellow Vattara geregeld optrad in de band van Ali Farka Touré en vast lid was van het orkest dat de befaamde Radio Mali shows begeleidde. Dat moet een kwestie van “right place, wrong time” geweest zijn, denk ik, want vandaag staan we als Westerse luisteraar veel meer open voor de meer traditionele muziekvormen dan toen en dus is er, naar mijn gevoel meer kans dat dit wel aantikt, al valt in Europa uitgerekend nu het doek over de zomerfestivals, nog voor het eerste van 2020 heeft plaatsgevonden. We zullen het deze zomer dus niet moeten hebben van livemuziek, zodat we noodgedwongen onze toevlucht zullen moeten nemen tot muziek die van playlists of zilverkleurige schijfjes komt. Op deze CD -11 tracks en bijna 70 minuten lang- bestaat het aanbod uit gelegenheidssongs, zoals “Djaba”, dat door de griot aan jonge trouwers opdraagt, of er wordt gezongen over de schoonheid van de vrouw, zoals in “Mariama” of een juweel, dat als metafoor voor “De” Vrouw gebruikt wordt, zoals in Houmaïssa”. De goedheid van “Khadeïdja” wordt bezongen en het bijzondere aan het dorp Takamba, waar Songhai en Tamasheq samenkomen om de Takama te dansen, wordt uiteengezet. Vanzelfsprekend mag een smeekbede om vrede in de woestijnregio (“La Paix”) niet ontbreken en die sluit in dit geval de plaat af. Die klinkt als geheel erg puur en zelfs een beetje rauw, maar ze laat vooral een hypnotiserende indruk na, omwille van het schurende geluid van de elektrische tehardent en de repetitieve, bezwerende zang. Wellicht is dit niet meteen voor beginners bestemd, maar wie wil weten waar het vandaag op muzikaal vlak in Mali om draait, die moét dit gehoord hebben! (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||